|
Met hoge nood komen Sjaak Langenberg en Rosé de Beer op een landweggetje in Normandië terecht. Terwijl hij tegen een boom plast, ontdekken ze een informatiebord met de afbeelding van een aquarel van Eugène Delacroix. De totaal willekeurig gekozen plasplek is vereeuwigd en hangt in het Louvre.
Zijn er nog plekken waar geen woorden aan zijn gewijd, dorpen die niet in reisgidsen staan?
In zijn reisverhalen onderzoekt Sjaak Langenberg hoe je je kunt verhouden tot je voorgangers nu elke uithoek van vele betekenislagen is voorzien en Google iedere milliseconde een hersenscan van onze planeet maakt. Elk object, iedere plek, ieder mens zit gevangen in duizenden interpretaties die er van objecten, plekken en mensen bestaan. Alles is geëscaleerd, elke idee raakt onmiddellijk vervreemd van zijn oorsprong.
'Door Monet zien we de zee voor het eerst in al zijn facetten,' beweerde een criticus in zijn tijd. Dingen van hun interpretatie verlossen lijkt nu eerder het devies.
Dat er desondanks genoeg ongezien blijft bewijst Langenberg met verhalen over starende mensen in de publieke ruimte, verkiezingsposters in het Ierse landschap, bergwanden die altijd in de schaduw liggen, een IJslandse tandarts die zijn patiënten verdoofd met het uitzicht op een adembenemend landschap, en Japanse aquarellisten die een Engels straatje naschilderen maar de wegwerkers in fluorescerende gele hesjes negeren die vlak voor hun neus een gat in de weg dichten.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kirkcudbright, aan de warme zuidwestkust van Schotland is beroemd vanwege de bijna altijd verkeerd uitgesproken plaatsnaam. 'Kirk-coo-bree' luidt het fonetisch advies. "In Kirkcudbright one either fishes or paints..." schreef Dorothy L. Sayers in de introductie van haar boek Five Red Herrings uit 1931. Al meer dan honderd jaar vinden kunstenaars Kirkcudbright schilderachtig. De Tolbooth waar een bezoekerscentrum is gevestigd en de ruïnes van MacLellan's Castle zijn zo vaak op doek vastgelegd dat je van goede huize moest komen om er nog een frisse blik op te werpen.
Backpackers troeven elkaar vaak af met spectaculaire reisanekdoten waarmee ze opzettelijk andermans reislust bedierven. Ik liep in Kirkcudbright niet rond met een rugzak, maar de kunsthistorische last veroorzaakte allerminst een lichte tred. Plaquettes markeerden bijzondere panden, memorabele data en oud-bewoners. Het middeleeuwse stratenpatroon was nog in tact. Hoe wandel je als kunstenaar door een dorp waar in de Highstreet de Masterpiece Sandwichbar huist? Voor Maclellan's Castle stond een bus met de tekst: 'Dagjes uit op de Veluwe.' De uitgestapte passagiers liepen verloren rond als bange reeën. Ik voelde me minstens zo onthand.
'In this building on the 12th of April 1799 at 11.33 in the morning nothing happened,' stond op een bordje in de etalage van het Bistro Harbour Lights Coffee House. Misschien moest ik maar doen alsof in 'Kirk-coo-bree' niets was gebeurd.
Het lukte ongeveer één straat.
Ik adopteerde van de weeromstuit de blik van mijn voorgangers en zag hoe schilderachtig Kirkcudbright was. In het avondlicht verdwenen alle kenmerkende pasteltinten. Donkergrijs, lichtgrijs, wit en beige voerden de boventoon. Huizen die aan de voorzijde een etalage hadden, toonden aan de achterkant hun ware gezicht. Kale muren, casco's. Grijsblauwe heuvels in de verte. Witgrijze rook die opsteeg uit de schoorstenen. Vanaf de heuvel waar de stadscamping van Kirkcudbright lag, was het stadje een stuk minder kleurrijk, maar niettemin prachtig.
In The Scotsman las ik dat de belangrijkste landschapschilderprijs was gegaan naar een man die bijna helemaal blind was geworden. Hij zag geen nuances meer, dus schilderde hij atmosferen. Hij wandelde het liefst in de winter als hij door de vrieskou meer details kon zien. Ik besefte door het bericht dat ik continu een strijd voer met mijn eigen blindheid en vooroordelen.
Tijdens een avondwandeling onderwierp ik de huizen aan een nadere inspectie. Sommige muren waren in een dikke laag zwarte of blauwe hoogglansverf gezet alsof de vereeuwiging door schilders niet genoeg bescherming bood. Het was nog warm op straat. Toch zat iedereen binnen. Het Kirkcudbright Jazz Festival was in volle gang. In een pub gingen we op zoek naar de herkomst van de muziek die we op straat hoorden. Ik deed een deur open en stond pardoes op het podium tussen de muzikanten, aangestaard door een volle zaal. Five seconds of fame, die konden me niet meer worden ontnomen. Ook het bezoek van deze kunstenaar ging niet onopgemerkt voorbij.
De volgende dag stuitte ik vlak voordat we uit Kirkcudbright vertrokken op een meesterwerk. In een souvenirwinkel in Castlestreet werd een Schots geruite boxershort aangeboden. Onder een kilt wordt toch juist niets gedragen? De contradictie intrigeerde me. Rosé wist me ternauwernood van een impulsaankoop te weerhouden. Het streekeigen ondergoed nam ik in gedachten mee als souvenir.
We passeerden Dumfries dat op de weg tussen Kirkcudbright en het ongewild beroemde Lockerbie ligt. Door een wegafzetting werden we naar een parkeerplaats geleid. Een optocht passeerde. Doedelzakspelers, de Schotse Prins Carnaval en zijn gevolg, mannen in pak en vrouwen in hun paasbeste jurk vormden een merkwaardige optelsom. Ze glommen van trots, maar er was nauwelijks publiek op de been. Uit medelijden begon ik naar ze te zwaaien. De parade emotioneerde me.
Niet iedereen was opgetogen over het festijn. Een man leunde over de balustrade van het hek dat parallel liep met de rivier Nith. Hij keek niet om naar de stoet. Eerst dacht ik nog dat hij de zon in zijn gezicht verkoos boven de feestelijkheden.
Hij lijkt wel op mij, dacht ik. Altijd maar de andere kant opkijken.
De man begon ongevraagd tegen me te praten terwijl hij naar de rivier wees:
"There are only four ducks left.
Bloody big seagulls!
They have bitten them all to death."
De eend als bedreigde diersoort wierp een donkere schaduw over de rest van de festiviteiten die dag.
Bij een bakker kocht Rosé het festivalboekje waarin de optocht werd aangekondigd. Guid Nynchburris heette het jaarlijks terugkerende festival in Dumfries. Ik begreep dat het een oude traditie was, al werd nergens in het boekje uitgelegd wat het inhield, De tekst was geschreven voor ingewijden. De kandidaten voor The Queen of the South stelden zich voor:
'I am in my fourth year at St. Joseph's College and previously attended Caerlaverock Primary School. My hobbies are playing the piano, spending time with friends and listening to music. In the future I hope to follow a career in design. I am very honoured and grateful to have been chosen to be one of the Key Bearers of 2009 and represent St. Joseph's College.'
Ondanks dat de eenden hier dood gingen, wilden er nog mensen vooruit. De ontroering won het definitief van mijn cynisme.
© Sjaak Langenberg, 2014. Alle rechten voorbehouden. Deze tekst wordt uitsluitend aangeboden voor persoonlijk gebruik. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
|