|
Midden op de dag werd ik overvallen door een volle blaas, zoals je uit een ochtendroes kan wakker schrikken in het besef dat je je plasreflex hebt onderdrukt. Ook nu kwam de aandrang uit het niets. Als een dier dat weet dat het van levensbelang is om geen urinespoor achter te laten zat ik verkrampt op de passagiersstoel. We reden over de D925 van Fécamp naar Cany-Barville, gespitst op geschikte stopplekken, maar de enige parkeerplaatsen waren boomloze vluchtstroken waar je niet ongezien je plas kon doen. Sterker nog, je kon daarna nooit meer invoegen door het voortjakkerende verkeer.
Bij gebrek aan geschikte stopplaats namen we op goed geluk de eerste afslag, Route de Faisans, de fazantenweg. Huizen aan weerszijden. Waar is het nog verlaten? Na een kilometer zag ik aan de rechterkant van de weg een geschikte plek. We sloegen het reigerpad in, Chemin des Hérons. Een meertje, weelderige begroeiing rondom, aan de overkant van het water een huis met rode dakpannen, vakwerk onder de dakoverstek, klimop tegen de muren, een schotelantenne vlak onder de dakgoot, groen voerde de boventoon. Achter een boom uit het zicht van het huis volgde de ultieme verlichting, alsof ik een ketel met heet water leeg goot nadat ik minutenlang had gefloten.
Nadat ik mijn rits had dicht gedaan viel mijn oog ineens op een informatiepaneel. Waarom uitleg bij deze totaal willekeurige locatie waar de banaliteit van hoge nood ons bracht? Wat was hier zo bijzonder aan? Op het bord stond een aquarel. Deze toonde hetzelfde meertje, de begroeiing minder weelderig, een huis aan de overkant, maar zonder schotel. Chaumière dans un paysage de Normandie. De plek waar ik zojuist had geplast hing in het Louvre in Parijs.
Iemand was me voor geweest.
Eugène Delacroix, met Géricault de belangrijkste Franse vertegenwoordiger van de romantiek, had in de jaren dertig van de achttiende eeuw enkele zomers in de Abdij van Valmont doorgebracht, hier niet ver vandaan. Eugène Delacroix, maker van La Liberté guidant le peuple, één van de bekendste schilderijen uit de Franse kunstgeschiedenis, had het uitzicht tijdens mijn plaspauze honderdvijftig eerder vereeuwigd. Hij had zijn territorium vakkundig afgebakend.
Delacroix is geen held voor mij. Veel liever was ik op het eiland Rügen een schilderij van Casper David Friedrich ingewandeld, maar het was hilarisch om zo contact te maken met een voorganger. Ik had het gevoel dat ik rechtstreeks in zijn aquareldoos had geplast. De opspattende druppels vormden een regenboog tussen twee tijdperken.
Toch vrat er iets aan me: deze toevallige samenloop van omstandigheden toonde aan dat elke werkelijkheid is verdubbeld, dat niets is ontsnapt aan een eerdere blik. Ik ontdekte dat op internet een reproductie van Chaumière dans un paysage de Normandie voor negenentwintig euro wordt aangeboden. Alles is banaal geworden, dacht ik, gedesillusioneerd.
Ons verblijf in Normandië werd al eerder in urine gedrenkt.
Ik had jarenlang een idyllische voorstelling gemaakt van camping La Pature in Yport met dank aan de omschrijving in de ANWB Campinggids kleine campings:
'La Pature, camping gelegen tussen Fécamp en Etretat op de kliffen met uitzicht op zee.'
De werkelijkheid was weerbarstiger en werd ingekleurd met onvoorziene details. La Pature was een fraaie camping, maar slechts enkele plaatsen boden uitzicht op de zee. Dat uitzicht ging gepaard met een enorm doordringende urinelucht die opsteeg uit het gras en de bosjes. Rond een oude binnenplaats van een monumentaal pand waar de sanitaire voorzieningen waren gesitueerd, was het uitzicht op zijn mooist, maar de geur het meest penetrant. Zonsondergangen werden ondragelijk.
We legden een cordon sanitaire aan en zetten vijftig meter verder in een frisse zeewind de tent op. Daar werden we behalve op een magnifiek uitzicht getrakteerd op een Fransman die takken van de bomen afbrak om zijn mannelijkheid te bewijzen. Zijn vrouw zat meters bij hem vandaan op een plaid in het zonlicht dat tussen de bomen kierde, maar het was niet de zon die haar van hem verwijderde, bleek later toen hij met dubbele tong haar naam schreeuwde liggend op de achterbank van hun auto. Een gezinnetje dat argeloos een tent naast het ruziënde echtpaar opzette zag ontsteld hoe er met autodeuren werd geslagen en de vrouw haar dronken man sissend tot kalmte maant. Een vruchteloze exercitie.
Was ik werkelijk een illusie armer? Zonder urinelucht was het uitzicht vanaf de camping beduidend aangenamer geweest, maar was de plek dan memorabel geweest? Juist doordat er stelselmatig naast de pot was gepiest op camping La Pature werd de plek onvergetelijk. Het intrigerend tableau vivant van de dronken man en zijn vrouw was de kers op deze onfortuinlijke taart.
Ik noteerde de uitzonderingen op de regel van Yport's schoonheid. Het was een wanhopige poging om iets nieuws te ontlokken aan een plek die door vele anderen was geïnterpreteerd. Asfalt van deur tot deur om de parkerende medemens te dienen, een ontheemd grasveld aan zee, een houten vlonder waarop een bruidspaar zich liet geselen door een fotograaf, een monsterlijk casino waar op zaterdagavond tijdens de disco elke poging tot toenadering zou bevriezen in de kilte van de architectuur, een apotheek met in de etalage de benen van een paspop tussen een verzameling wandelstokken, twee opengewerkte blusapparaten met hangplanten en kerstversiering in de vorm van een brandweerauto op de blinde muur van de brandweerkazerne, een strandbibliotheek met knaloranje strandstoelen die illegaal door zonaanbidders werden gebruikt, een strandtent die wijn in plastic bekers schonk waar de zenuweinden op de tong van afstierven.
Op de boulevard van Yport zag ik het eerste bord uit de serie informatiepanelen over de impressionisten in Normandië (de aquarel van Delacroix maakte onderdeel uit van deze educatieve reeks). Émile Schuffenecker, een mindere god van de kunststroming, schilderde in 1889 Rochers à Yport. Knap dat hij met dit schilderij een eervolle vermelding op de boulevard had gekregen en niet de beroemde Pierre-Auguste Renoir die in 1883 Marée basse à Yport schilderde. Gelet op het drama in zijn leven gunde ik Schuffenecker de eer. Hij keerde zich af van de impressionisten, verloor na een scheiding zijn kunstcollectie met schilderijen van Gauguin, Cézanne en Van Gogh, werd depressief, trok zich steeds meer terug in zichzelf, werd verdacht van het vervalsen van Van Goghs en verdween langzaam in zijn eigen donkere symbolische landschapsschilderijen.
'There may have been fogs for centuries in London. I dare say there were. But no one saw them, and so we do not know anything about them. They did not exist 'till Art had invented them,´ schreef Oscar Wilde in The Decay of Lying. De informatiepanelen aan de Normandische kust waren neergezet om aan het uitzicht betekenis te verlenen. In de geest van Wilde was Schuffenecker een strandwacht voor de minder begiftigde kijker. Maar ik vroeg mij af of Wilde nog steeds gelijk had. Als ik zag hoe mensen met een immense leegte in hun ogen op zoek gingen naar de verschillen tussen het paneel en de werkelijkheid, vroeg ik me af of kunst het uitzicht niet in de weg stond? Bijten kunstenaars zichzelf in de staart of kunnen ze nog gidsen zijn in een tijd waarin zoveel betekenislagen aan de werkelijkheid zijn toegevoegd? Of zijn gidsen des te harder nodig omdat mensen zich in al die betekenislagen kunnen verliezen?
Op reis is kunst een leidende factor om dorpen, steden en landschappen te verkennen, speuren toeristen naar hippe kroegjes en winkeltjes in kunstenaarswijken, maar als ze thuis komen met hun souvenirs betitelen ze kunstenaars bovenal als lieden die op de pof leven.
Ik moest de eerste toerist nog tegen komen die verontwaardigd uitriep dat de informatiepanelen in Normandië die hem cultureel de les lazen van ZIJN belastingcenten waren betaald. Om dit inconsequente gedrag te attaqueren verlangde ik naar informatiepanelen waarop de badgast - wiens gedachten helemaal niet meer bij Yport waren als hij naar zijn smartphone staarde - ineens met zichzelf zou worden geconfronteerd. Waar was het paneel waarop een verbrandde vakantieganger zijn huid in impressionistische stijl zag vervellen? Waar was het informatiebord met de beeltenis van de jongeman die na een avondje stappen in het casino met gebroken hart zijn avondmaal uitkotste op de parkeerwoestijn bij de boulevard, een uiting van lyrisch abstracte kunst?
Ook in Étretat dat we een dag later bezochten hadden de impressionisten huisgehouden. De badplaats kreeg het predicaat 'schilderachtig'. Restaurants, crêperies en winkeltjes maakten zich op voor de dag die komen ging, straten waren nog verlaten, stoepen werden geschrobd, vlaggen gehesen, asbakjes op tafeltjes gezet.
Ik houd van beloftevolle momenten. Ik houd van de zee, omdat het onmetelijke wateroppervlak het zicht op de overkant ontneemt. Je kan fantaseren over levens die zich op hetzelfde moment elders voltrekken.
Étretat was allerminst een onbeschreven blad. Eugène Boudin, Gustave Courbet, Henri Matisse en Claude Monet gingen ons voor. Ook hier stonden informatiepanelen. Guy de Maupassant bracht zijn jeugd door in Étretat. À la recherche du temps perdu van Marcel Proust speelt zich af aan de Normandische kust. In Yport en omgeving heten veel etablissementen, hotels en zelfs crêperies naar De Maupassant. Zou er ook een Nooteboom tapasbar zijn in Andalusië? vroeg ik mij af. Bestaat Chinees restaurant Carolijn Visser?
Mijn kunstenaarsoog zag hoe bovenop de beroemde falaise d'Aval, een natuurlijke boog van kalk, een man alleen werd gelaten met een damestas. 'Houd je mijn tas even vast, dan maak ik een foto,' had zijn vrouw tegen hem gezegd, om vervolgens uit het zicht te verdwijnen met zijn dochter. Hij wist zich geen raad met zijn houding. Waar moest hij de tas nou laten? Op het pad zetten was geen optie, dan zou de tas wit uitslaan van het krijt. Dat zou hem op een reprimande komen te staan. Doen alsof het heel normaal was dat hij met een damestas bovenop een krijtrots stond was een acrobatische tour de force. Ik zag een ontroerend naaktportret. Homme avec sac à main.
In het centrum van het dorp aten we een chocolade-ijsje, terwijl het geluid van sirenes steeds dichterbij kwam. Enkele politieauto's en een brandweerauto met een reddingsboot erachter reden met groot alarm richting kust. Was iemand de schoonheid te veel geworden? Het leven op het plein viel enkele seconden stil alsof we met zijn allen poseerden voor een onzichtbare artiest.
Er was in deze contreien nog een schilder actief. Hij schilderde bootjes rechtstreeks op de ramen van winkels en restaurants. Ik ontdekte zijn werk in Fécamp.
Het was warm. Gymschoenen trokken mijn aandacht. Ik zag ze overal in alle kleuren. Een fluorescerend palet. Een man op leeftijd met knalgroene gympen werd op gepaste afstand gevolgd door zijn vrouw, grijs haar, dito jurk, de handen gevouwen. Zodra de oudere man de hoek om was dook een jongen met knalrode gympen op.
Fécamp, bord de mer gaf Claude Monet als titel mee aan zijn schilderij van Fécamp dat op een informatiebord stond. Op de boulevard was men kwistig met beton geweest. Kinderen volgden een golvende blauwe streep die over de promenade kronkelde. Ik wist niet wat ik lelijker vond, deze grafische vertaling van de zee door de Dienst Stadsontwikkeling, of het schilderij van Monet. 'Door Monet zien we de zee voor het eerst in al zijn facetten,' beweerde een criticus in zijn tijd.
Een man kroop onhandig uit een felrode Cabriolet, liep met vermoeide tred de boulevard op, maakte een foto van een betonnen standbeeld met eeuwig opwaaiende jas, ging weer naar zijn auto en vertrok. Dankzij de kunst was hij opgehouden met kijken.
In 1978 schreef Woody Allen een parodie op de briefwisseling tussen Vincent en Theo van Gogh getiteld If the Impressionists had been dentists:
'Dear Theo,
Will life never treat me decently? I am wracked by despair! My head is pounding. Mrs Sol Schwimmer is suing me because I made her bridge as I felt it and not to fit her ridiculous mouth. That's right! I can't work to order like a common tradesman. I decided her bridge should be enormous and billowing and wild, explosive teeth flaring up in every direction like fire! Now she is upset because it won't fit in her mouth! She is so bourgeois and stupid, I want to smash her.'
Woody Allen wist op onovertroffen wijze een kunststroming te revitaliseren. Ook al was iemand hem voor geweest, het deerde hem niet. Door tussenkomst van Allen leek de inkt van de brieven die van Gogh aan zijn broer schreef net opgedroogd.
Ik moest erop vertrouwen dat niemand de man met de damestas bovenop de kliffen van Étretat had gezien zoals ik hem zag en dat niemand eerder met Eugène Delacroix in contact kwam door een volle blaas. Zolang die observaties niet op een informatiepaneel belandden kon ik mij nog als gids opwerpen en een luis in de pels zijn van de door de plaatselijke VVV geleide blik.
© Sjaak Langenberg, 2014. Alle rechten voorbehouden. Deze tekst wordt uitsluitend aangeboden voor persoonlijk gebruik. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
|