“The essay is the most intelligent form of thinking without actually knowing something.” Atte Jongstra - “We should compel ourselves to write about the banal, the obvious, the habitual, the infra-ordinary.” George Perec - “There's more to like than books you know, but not much more, not much more.” - Morrissey - “A book is the axe for the frozen sea within us.” Franz Kafka - “I’m a sponge in a bathful of stories.” Maria Barnas - “To learn about others it is sufficient to reflect upon oneself.” Godfried Bomans


De teksten van Sjaak Langenberg dienen als opmaat voor een interventie of project, maar kunnen ook als zelfstandige beschouwingen gelezen worden. Niet zelden ontstaan er publicaties naar aanleiding van projecten. Langenberg schrijft ook columns en essays buiten de context van projecten. Deze leiden tot publicaties in tijdschriften, catalogi, kranten of eigen uitgaven.


In 2008 verbleven Sjaak Langenberg en Rosé de Beer als artist in residence in Overvecht, een wijk in de Nederlandse stad Utrecht. Overvecht is een zeer grote flatwijk, met groenstroken en twee parken. De wijk kampt met relatief veel werkloosheid, armoede, en gezondheidsproblemen, alsmede criminaliteit en gezinnen afhankelijk van bijstand en andere sociale uitkeringen. De wijk wordt vernieuwd en gerenoveerd. Ook in sociaal opzicht is er aandacht voor de wijk. Er is een wijkactieplan gemaakt met de naam 'Doe Mee in Overvecht!' om mensen aan te sporen deel te nemen aan het maatschappelijk leven. In een lezing op 28 september 2008 in het Centraal Museum in Utrecht ging Sjaak Langenberg nader in op de rol die kunstenaars kunnen spelen in een dergelijke context.

In contrast met een opdracht waarin de vraag besloten ligt om actief bewoners te betrekken bij ons project ontdekten we in Overvecht een andere realiteit. Kinderen die binnen worden gehouden uit angst voor wat er met ze kan gebeuren op straat. Vrouwen die nauwelijks buiten komen. We besloten ons aan te passen aan de mores van de wijk. We bleven binnen. We zochten nauwelijks contact. 'Doe mee in Overvecht' klinkt het vrolijke credo waarmee bewoners tot participatie worden aangespoord. Wij besloten om niet mee te doen. Het binnen blijven was een daad van verzet tegen de wens van opdrachtgevers om "iets" met de bewoners te doen. Ik ga al meer dan tien jaar "iets" aan met mijn publiek, maar mijn "iets" is iets anders dan dat waar opdrachtgevers tegenwoordig op doelen. De kreet 'Doe mee in Overvecht' deed me denken aan de aansporingen van mijn moeder in mijn kindertijd. "Waarom ga je niet buiten spelen? Het is zo lekker weer. Iedereen is buiten!" Met geen stok was ik de deur uit te krijgen. Ik heb nooit buiten gespeeld. Als jongens uit de buurt aan de deur kwamen om te vragen of ik mee ging voetballen, verzon ik een smoesje of verstopte ik me achter de bank en deed helemaal niet open. Voetballen was in mijn kindertijd synoniem aan de openbare ruimte, de hel die bij de voordeur begon. Wie had ooit kunnen denken dat kunst in de openbare ruimte mijn professie zou worden?
Verzoeken om bewonersparticipatie in kunstprojecten zijn aan de orde van de dag in de Nederlandse kunstcontext. Er zit echter een groot verschil tussen de ambities van kunstenaars om op een directere manier hun publiek te bespelen en de ambities van de politici die graag zien dat bewoners worden klaargestoomd voor een kunstproject, zodat het niet te rauw op hun dak valt. Als kunstenaar die actief zijn publieke bespeelt wil ik graag de gelegenheid aangrijpen om de verschillen te verduidelijken.
In 1997 gaf ik met het boek 'Beeldhouwen met pleinvrees' mijn visitekaartje afgaf. Uit onvrede met het traditionele expositiemodel, zocht ik de openbare ruimte op als mijn werkterrein. 'Beeldhouwen met pleinvrees' functioneerde als een breekijzer om de wereld van kunst en de openbare ruimte binnen te komen. Vanuit een open blik verken ik in dit boek het fenomeen, doe voorstellen, formuleer argumenten die tegen mijn eigen ideeën pleiten en spaar mezelf nergens.
Ook nu wil ik mezelf niet sparen. In Overvecht vroeg ik me keer op keer af waarom ik aan een dergelijk project zou willen deelnemen? In tien jaar tijd heeft de wereld van kunst in de openbare ruimte zich sterk ontwikkeld. Verrichtte ik tien jaar gelden nog enig missiewerk. Nu lijken de mogelijkheden van kunst in het publieke domein bijna eindeloos. Missie geslaagd zou je kunnen zeggen. Nieuwe tactieken raken onvermijdelijk geïnstitutionaliseerd. Ik zou toch blij moeten zijn dat het metier verruimd is? Je hoeft geen zendingswerk meer te verrichten. Je kunt je concentreren op de inhoud. Kunst kan nu overal en in elke verschijningsvorm de samenleving infiltreren. Maar daar wringt tegelijkertijd de schoen. Er blijft geen onontgonnen gebied meer over en kunst in de openbare ruimte is verworden tot een format die uw streek of stad op de kaart kan zetten. Vanuit de kunstkritiek zijn er vaak verdachtmakingen geuit dat deze kunst zich nauwelijks onderscheid van welzijnswerk. Soms een terechte verdenking, maar niet elke kunstenaar die zich op interactieve wijze met zijn publieke verhoud in het publieke domein maakt community art. In een klimaat waarin de mening van burgers een steeds grotere rol is gaan spelen heeft het betrekken van bewoners bij kunstprojecten steeds meer een politieke lading gekregen. Daarmee wordt de ontregelende functie van beeldende kunst ondermijnd.
Politiek en media zijn behaagziek geworden. Schrijver Herman Franke formuleerde het scherp: 'Vroeger werd de gewone man, zoals dat heette, klein gehouden, te klein, vernederd vaak en vertrapt. Maar nu wordt het gewone volk, vooral door de massamedia, te groot gemaakt, waardoor politici hun simpel negativisme met grote, politieke inzichten verwarren. Terwijl van politiek leiders juist mag worden verwacht dat ze verstandiger zijn dan het volk.' Mag van beeldend kunstenaars ook niet worden verwacht dat ze hun publiek altijd een stap voor zijn?
Ik vind het begrip 'bewoners' een onwenselijke verenging van het publiek van een openbaar kunstwerk. Hoewel er onder de vlag van community art, vooral op het gebied van locatietheater, mooie dingen worden gemaakt, voel ik me er weinig mee verwant. Community art is me te vriendelijk. Ik ben er niet op uit om mijn publiek te behagen, maar om het te prikkelen en uit te dagen. Een live-verbinding tussen de kantine van een middelbare school en de omroepcentrale van Amsterdam Airport Schiphol, die ik in op het Cals College in IJsselstein tot stand bracht, is niet alleen een geste die tot de verbeelding spreekt. Het doet ook een beetje pijn als je hoort dat er een vliegtuig naar een verre bestemming vertrekt op het moment dat jij gewoon naar de volgende les moet.
Iemand kan ervoor kiezen om een theatervoorstelling te bezoeken, of om naar de film of het museum te gaan. Voor kunst in het publieke domein kies je niet. Het is er ook voor wie het niet wil zien of horen. Het is haar kracht en tegelijkertijd haar zwakte. Een onbevangen publiek dat met open blik een project tegemoet treedt, zonder dat het last heeft van kunsthistorische bagage, is een zegen, maar gebrek aan kennis kan ook leiden tot desinteresse of onbegrip.
In Houten waar ik een project leidde werd ik bij aanvang van het project op het matje geroepen bij de wethouder van cultuur die me aanspoorde om actief contact te zoeken met wijkbewoners. Inbedden en draagvlak creëren waren zijn steekwoorden. In opdrachtbrieven wordt er tegenwoordig bijna per definitie gevraagd om bewoners te betrekken bij de plannen, waarmee de angel uit de relatie tussen kunstenaar en publiek wordt gehaald. In elk project bepaal je opnieuw hoe je je tot je publiek wil verhouden. Soms kom je dichtbij. Soms blijf je op afstand.
Toen een paar jaar later bleek dat sommige bewoners van Houten-Zuid onaangenaam verrast werden door de kunst voor hun deur, nam de nieuwe wethouder van cultuur de bewoners serieus, maar hij verdedigde ook met verve de plannen die door zijn voorganger waren omarmd. Samen met Matthijs Bosman en Krijn Christiaansen had ik plannen ontwikkeld waarin de beeldtaal en rituelen van een wijk in aanbouw werden vertaald naar kunstwerken voor de wijk. Zo transformeerde een berg bouwzand in een duinpartij. Afgezien van angst voor stuifzand in de voortuin werd die geleidelijke transformatie goed ontvangen. Maar toen we een Hamam gingen bouwen en de bouw daarvan bewust lieten strandden om zo een plek te maken met onverwachte gebruiksfuncties, waren de rapen gaar (het bouwdoek dat de Hamam aankondigde deed onder meer dienst als projectiescherm voor een kleine open lucht bioscoop). Sommige bewoners hingen uit angst voor overlast affiches op met de mededeling dat hun kinderen niet konden slapen van het lawaai, nog voordat er ook maar één activiteit had plaats gevonden.
De wens van het bestuur van Houten om bewoners actief bij kunst in de openbare ruimte te betrekken bleek achteraf helemaal niet te stroken met de wensen van de nieuwe bewoners. Zij zochten vooral rust op hun nieuwe woonplek. Een heel plausibele behoefte, maar ons was gevraagd hen juist te prikkelen tot deelname aan het verkeer in het publieke domein.
Als ik schrijf dat ik er niet uit ben om mijn publiek te behagen, bedoel ik niet dat ik uit ben op conflicten als deze. De rol van met scherp schietende provocateur past me niet. Ik was dan ook blij dat het in Houten goed kwam. Toen ik laatst de fundamenten van de Hamam opnieuw bezocht, zag ik hoe een moeder haar spelende kind nauwelijks mee naar huis kon krijgen. Toch maakte deze botsing van belangen wel duidelijk hoe de verhoudingen liggen in het publieke domein.
Ik heb de behoefte om mezelf opnieuw te fileren zoals ik destijds in 'Beeldhouwen met pleinvrees' deed. Ik koesterde een soort waanbeeld van originaliteit. Dit was lange tijd eenvoudig omdat er nog zoveel terrein braak lag, maar nu elk gehucht aan kunst in de openbare ruimte doet, wordt dat streven naar oorspronkelijkheid onhoudbaar. De illusie van originaliteit hield tien jaar geleden nog veel makkelijker stand doordat de informatie die toen beschikbaar was niet te vergelijken is met nu. Google een mooie gedachte en je bent snel een illusie armer. Elk product ligt in minstens dertig varianten in de schappen van de winkel. Lang leve de keuzevrijheid! Aan alles is gedacht. Alles is geëscaleerd. Niets is meer onaangeraakt. "The world is full of objects, more or less interesting; I do not wish to add any more," schreef kunstenaar Douglas Huebler eind jaren zestig in een pleidooi voor de dematerialisatie van de kunst. In Nederland woedde er eind jaren negentig een discussie over onthaasten. Consumenten geven in onderzoeken aan dat ze liever minder keuzes willen dan meer. Wie ziek wordt in deze haastcultuur ziet het allemaal als een film aan zich voorbij trekken. De wereldwijde menselijke productie heeft niet alleen geleid tot nog meer objecten. Doordat we overvoerd worden met informatie zijn we ons hyperbewust van wat er allemaal gelijktijdig gebeurt of wordt geproduceerd. Ook in het ogenschijnlijk cultureel arme Overvecht werd ik samen met Rosé de Beer geconfronteerd met een stortvloed aan activiteiten. Toneelvoorstellingen in liften, opera's op de galerijen van flats. Het wemelt van de hulpverleners. Niets mag meer aan de aandacht ontsnappen.
Is het nog mogelijk om een authentieke ervaring te creëren in een maatschappij waar televisieprogramma's verwende kijkers trakteren op Extreme Makeovers? Kun je nog een belevenis bedenken die beklijft in een wereld waar de overtreffende trap al ruimschoots is bereikt met toeristen die zich tegen betaling laten ontvoeren in Jemen en betaalde ruimtereizen voor notoir rijken? vroeg ik me af toen we werden uitgenodigd een belevenis te ontwikkelen die aan mensen cadeau kan worden gedaan. We besloten niet in de eerste plaats iets te geven, maar te vragen aan ons publiek. Wie een dag lang zijn huis en huissleutel aan ons afstaat, ontvangt in ruil voor dit aan ons geschonken vertrouwen een verhaal over zijn woonomgeving. Zonder iets in of aan de huizen te veranderen, brengen wij een metamorfose in woorden tot stand. Na afloop krijgen de bewoners hun huissleutel terug en ontvangen zij het hoofdstuk over hun huis per post. We zullen elkaar nooit in levenden lijve ontmoeten. Deze verhouding met ons publiek verleent suspense aan het project. Als een kunstproject niet in dat spanningsveld terecht komt, gaat het ten onder in de hoos van culturele projecten, alle goede bedoelingen van de community art ten spijt.
Woonzorgcentrum Zuylenstede in Overvecht omarmde ons plan om een "geisha" via de glazenwassersgondel de bewoners te laten bezoeken. Het was prettig om in een omgeving te werken waar we zeer welkom waren. Maar van het begin af aan was het ook duidelijk dat we niet alleen vrienden zouden maken. De Japanse rol in WOII staat bij sommige ouderen nog in het geheugen gegrift. Ons plan om Japanse cultuur te verbinden met de dagelijkse werkelijkheid van een verzorgingstehuis was niet zonder risico's. De directie van Zuylenstede ging de discussie niet uit de weg en dat is te prijzen. Soms moet je niet alleen aardig gevonden worden. We hebben onze eigen route naar een bewonersgroep in Overvecht uitgestippeld en zelf bepaald hoe we met hen wilden communiceren. Het weidse uitzicht op Overvecht, de beperkte bewegingsruimte van de geisha in de glazenwassersgondel, en de kleiner wordende wereld van ouderen gingen een wonderlijk verband met elkaar aan. We deden 'iets met de bewoners', maar er zat wel een raam tussen de geisha en haar publiek waardoor zij tot de verbeelding kon spreken, een verschijning die zich als autonoom beeld kon losweken van het alledaagse sores in Overvecht.

© Sjaak Langenberg, 2008. Alle rechten voorbehouden. Deze tekst wordt uitsluitend aangeboden voor persoonlijk gebruik. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.